Knutselen met DNA
Elk levend wezen is opgebouwd uit een of meer
cellen. Een cel bevat altijd
DNA. Daarin zitten alle erfelijke eigenschappen, zoals haarkleur, vorm van de oren en of je spruitjes lekker vindt. DNA kun je vergelijken met een kookboek vol recepten, maar dan recepten om
eiwitten te maken. Cellen maken daarvan bijvoorbeeld spieren, botten, huid en haren. Een recept op het DNA heet een
gen. Om een eiwit te maken, kopieert de cel een gen en stuurt dat naar een soort eiwitfabriekje.

© DDCom,Verhdoven
Van een gen op het DNA wordt een kopie gemaakt. Op een andere plaats in de cel wordt de kopie gebruikt om een eiwit te maken.
Foutjes
Bij het kopiëren gaat weleens wat fout. Door zo’n
mutatie kan een andere eigenschap ontstaan. Kwekers gebruiken ultraviolet licht om met opzet mutaties aan te brengen. Meestal ontstaan mutaties door toeval en is het afwachten of er toevallig een gunstige eigenschap ontstaat. Sinds een aantal jaren weten wetenschappers van veel planten en dieren waar welke genen in het DNA zitten. Met een speciale techniek,
CRISPR-cas, kunnen ze heel precies een gen uit het DNA van een cel knippen en dat in het DNA van een andere cel plakken.
© DDCom, Veldhoven
Een klein stukje DNA van een koe (hier rood) wordt overgeplaatst in het DNA van een bacterie. De bacterie kan daardoor insuline maken, waarmee patiënten met suikerziekte worden geholpen.
Aangepast voedsel
Met CRISPR-cas kan DNA bewerkt worden en kunnen planten en dieren bepaalde gewenste eigenschappen krijgen. Zo zijn er zalmen
genetisch aangepast waardoor ze sneller groeien. Bepaalde aardappelrassen zijn zo aangepast, dat ze geen last meer hebben van aardappelziekte. Wereldwijd wordt er al volop
genetisch gemodificeerd voedsel geproduceerd. Genetisch aangepaste dieren en planten worden ook gebruikt om medicijnen te maken. Ook kun je bepaalde erfelijke ziektes genezen met
gentherapie. Dan worden gezonde genen toegevoegd aan het DNA van een patiënt.