Eieren
Een ei bestaat uit verschillende delen. Die zie je als je pannenkoeken gaat bakken. Want bij het pannenkoekenmeel en de melk moet een ei. Je tikt met de zijkant van het ei op de rand van de kom. Er komt een barst in het ei. Met je duimen trek je de
eierschaal uit elkaar. Er valt een glibberige gele bol in de kom. Dat is de
dooier. Er valt ook doorzichtig
eiwit in de kom. Nu nog even roeren. En je beslag is klaar!

© iStock, Calgary
Rauwe eieren zijn glibberig. Je kunt het eiwit en de dooier door elkaar roeren.
Kuikens
De meeste eieren die wij eten komen van kippen. Je kunt een kippenei koken of bakken. Maar eieren zitten ook in bijvoorbeeld koekjes, pasta’s en mayonaise. Eieren zitten zelfs in lijm.
Kippen gebruiken hun eieren ook zelf. Met eieren kunnen ze kuikens krijgen. Dat heet
voortplanten. Het ei raakt dan
bevrucht en er kan een babydier uitkomen. Dat bevruchten doet het mannetjesdier. Bij een kip is dat de haan.
Groei
Een ei groeit in de buik van een kip. Daar zit de
eierstok. In de eierstok groeit een dooier. Op de dooier zit een witgeel puntje, dat is de
kiemschijf.
Bijna elke dag valt er een dooier in de
eileider van de kip. De eileider is een soort buis. Daar groeit het ei verder. Eerst komt er eiwit om de dooier. Daaromheen komen twee velletjes: de schaalvliezen. En als laatste komt er een eierschaal omheen.
Een ei groeit in ongeveer een dag en een nacht. Dan komt het naar buiten. Het ei gaat door hetzelfde gaatje, als waar de kip ook door plast en poept.
Soms vallen er twee dooiers tegelijk in de eileider. Een ei met twee dooiers heet een dubbeldooier. Soms komt er ook geen schaal om het ei. Dat is een windei.

© DDcom, Veldhoven
De onderkant van een ei is een beetje puntig. Zo gaat het ei gemakkelijk uit de buik van de kip naar buiten.